Ook de regen, También la lluvia.

16 juli 2012 - Commewijne, Suriname

Me er aan onttrekken was onmogelijk temidden van de chaos waarin ik mij bevond. Zinnen werden over en weer geschreeuwd. Bhojpuri, Sranan, Nederlands, Engels, Javaans. De houten huisjes, krakkemikkig in de modder en tandeloze rimpelglimlachjes in de halfschemer. Bloemen in plastic emmers, voetbalshirts aan de waslijn als vergeten anachronismen. Een brommer knettert voorbij, in de schaduw een schurftig hondje.

Mijn knie, gehuld in synthetisch nachtblauw, prikt in de modder en in mijn handen een geweer uit 1893. Formatie, laden, schieten, herladen. Over mijn loop zie ik talloze koelies voorover vallen. De modder heeft de kleur van djiera. Garam masala van zand, koffie en tropenhitte: Jai jai Sarnaam. De fatterige productieleider bitst dat ik mijn kuif niet mag laten zien en probeert het te kleine petje over mijn hoofd te forceren. Ik knars met mijn tanden en laat een tyuri ontsnappen. Nep contractarbeiders met geëpileerde wenkbrauwen en gel nog in het haar zwaaien zogenaamd kwaad met machetes en latthis (vechtstokken), terwijl de eigenlijke nakomelingen van het afgebeelde drama worden weggesnauwd van hun scheve veranda's. Veranda's van krotjes van wat ooit arbeiders uit andere koloniën waren.

Bolivia en Suriname, samenverkracht op hetzelfde vervloekte continent, vormen dan één geheel. Aymara's worden Javanen, de regen is hetzelfde. Er is wel degelijk water, niet in handen van Coca Cola maar hier, wat ooit een plantage was, wordt nu een bar met discotheek, uitgebaat door..door wie eigenlijk? Een project dat nooit af lijkt te komen. Het opzichtershuis is al wel klaar, en kan worden verhuurd aan diegenen met harde Euro's. Drie keer raden wie dat zullen zijn.

Er is werkvoorziening voor de armen. Niemand schijnt door te hebben dat we ons in eenzelfde raamvertelling bevinden, maar nu dan zonder wateroorlogen. Mijn ervaring trekt zeker de verhoudingen scheef. Twaalf uur wachten op een set zonder enige organisatie en een aantal ego's die de chaos domineren, de Nederlandsche knullen als koloniale nepgrootmacht, de tropenhelmen, de kunstmatige scheuren, de rode inkt die bloed moet voorstellen.

Terwijl ik wacht in mijn plastic soldatenuniform, legt een dame een hand op mijn schouder, terwijl zij een andere vrouw roept. Kijk, dit is (...), hij is de eerste die schrijft, die onderzoek doet naar (...) in Suriname en het Caraïbisch gebied! De vrouw wordt stil en kijkt me aan, mensen draaien zich om. Koeliedrama, oh nee, en dat met een bakra in een KNIL-ig uniform in het midden. Had je mond gehouden, mens, ziedt het in mijn binnenste.  "Oh ja? Nou, persoonlijk heb ik er niks tegen hoor, maar ik vind dat (...) zo aanstellerig doen. Sommigen hebben vrouw en kinderen en (....)." Ik heb de keus: schaapachtig blaten of toch een inverted rupture. Inverted, want ik ben niet die Ander. Ik ben de Ik in ontkenning.

Een postkoloniale supernova in mijn maag. Ergens achter in mijn hoofd kijkt die vrouwelijke jongen me aan. Ik hoor zijn verhaal en wil zijn stem gebruiken. In hun taal wil ik me tot haar richten. CHUTIYA. "Dear you hypocritical fucking twerp" *, mujhe bhi ek thodi Hindi aati hai. Maar die stap neem ik niet. Ik bewaar de woede die ze me geeft met haar hypocriete houding voor iets anders. Ik leg haar kalm uit dat die sommigen met vrouw en kinderen en die dit en dat doen, dat niet doen uit verveling maar omdat ze zo geboren zijn. En er een verstikkende cultuur is die hen dwingt tot trouwen en kinderen krijgen. Het barst er van incest en zelfmoord en doodgesmoorde seksuele identiteiten. Ik. Nee, niet ik. Ik kan ze niet veranderen, ik heb niet die positie en me die toeëigenen zou niet goed voelen, verkeerd zijn (¿?). Die rol bewaar ik voor de vrouwelijke jongen en met hem de vele anderen. Ik voel me slechts verloren en kan niet voor hen spreken. Weet ook niet of ik dit zou moeten willen.

Slechts mijn eigen ervaring telt, daar op een verregende ex-plantage, waar ik een vrijwillige blanke decoratie ben in een hergecreëerd uniform. Hoe kan ik ze uitleggen dat ik hier ben om bij te dragen aan een verscherpter historisch bewustzijn aan de andere kant van de oceaan, als ze me afkeuren om wat ik doe? Als ik wordt afgeblaft in de modder door een sigaar rokend ego op bruine pootjes en ik zie hoe zij met delicate zaken omgaan? 

De Amerika's blijven me meer vragen geven dan antwoorden.

 

*(Walker, Kara et. al. My Complement, My Enemy, My Oppressor, My Love. Walker Art Center, 2007)