In a certain kind of way

11 juni 2012 - Paramaribo, Suriname

"Er zal een moment komen dat niemand je meer kan volgen hoor."
- Hoezo dan?
"Nou gewoon, je kennis van zaken is dan zo specialistisch geworden dat er maar enkelen zijn die weten wat je bedoelt als je spreekt."
- Ik vraag het me af. Zoveel weet ik nou ook weer niet.

Ik raak slechts meer gefragmenteerd: hoe meer ik weet, hoe minder. Maar als ik de kralen op een rij leg, zoals kralen een eleke vormen, zie ik een multidimensionaal patroon zich aftekenen. Een matrix waar ik langzaam maar zeker trots op begin te raken, omdat het van mij alleen is. Omdat het is wie ik ben. Een matrix waarmee ik hypotheses en vragen kan herformuleren. Waarom zou ik mijn stem onderdrukken in wat ik schrijf?  Als ik hiermee verder wil, is er een lange weg te gaan. Maar iedereen moet ergens beginnen, no? Daarom, deze tekst is niet aangepast aan een lezerspubliek. Mijn excuses daarvoor, waarde lezer.

 

"Students will not lose the language of science when they learn to write in other ways, any more than students who learn a second language lose their first (Y.S. Lincoln, personal communication). Rather, acquiring a second language enriches students in two ways: It gains them entry into a new culture and literature, and it leads them to a deepened understanding of their first language, not just grammatically, but as a language that constructs how they view the world." (Richardson, Laurel. " Writing: A Method of Inquiry."  Denzin, Norma K & Yvonna S. Lincoln, eds. Collecting and Interpreting Qualitative Materials. London: Sage Publications, 2003. P.521.). Taal.

Ik huilde zo die avond. De vochtige, wame zomerlucht stroomde naar binnen terwijl het computerscherm weerkaatste tegen het raam van het studeerkamertje van mijn ouders. Veel later verklaarde ik die huilbui vanuit vermoeidheid, dan weer vanuit frustratie om een onmogelijke liefdes-schijnbeweging waarin ik me had weten te worstelen. Nu pas resoneert het en valt het op zijn plek. Die avond was één van de eerste keren dat er iets paste. Ik verloor mezelf in de muziek en kon slechts dansen. Ik glipte naar voren, om dichter bij de band te komen. Hun Frans patois was onverstaanbaar, maar het  was het moment dat die grote, donkere man voor enkele seconden mijn handen vastpakte en met zijn glimlach toonde dat het goed was. Wat wist ik nog van de wereld, ik kon slechts dansen. Ritme.

De oude man nam ons mee, door de kromme straten van Camagüey. De enkele woorden die ik sprak in zijn taal gaven aan dat het ging om zijn moeder. Een onmogelijkheid, als die man zeker zeventig was. In het appartement tetterde de tv, ervoor een grote leunstoel. Toen we om dat logge meubel heen liepen, zagen we een vrouw van minstens 130 jaar oud. Haar ogen grijs van de staar, een perkamenten huid en ijl, dun haar. Een onmogelijkheid, maar in Macondo kan alles. Ze richtte zich langzaam en waardig op, trok een kast open. Allerhande voorwerpen gesorteerd naar kleur op verschillende planken. Een babypop in rood gehaakt vestje in de hoek, een kalebas omspannen met een net van kraaltjes. Steeds sneller schudde ze, haar hoofd in de nek. Tranen liepen over haar gezicht. Uitgeput zeeg ze inéén. "Heb je kracht nodig, bid tot (...), jullie hebben (...) nodig. Bid tot (...) mijn kinderen. Daar is jullie weg." Ze verzakte in herinneringen, haar reeds oude zoon gaf ons een teken. Ze legde haar hand op onzer hoofden, we knielden en kusten haar benige hand. Reis.

De muziek werd steeds heftiger, het zelfde ritme dreunde, dreunde. De vader van die vriendin van me rookte een sigaar, had een waaier van veren in zijn hand. Ik stond aan de rand van het zaaltje terwijl ik zag hoe die blanke vrouw in de dansende groep vrouwen iets over haar heen kreeg. Haar gezicht veranderde, verstarde. Ze verstijfde en begon heftig met haar lichaam te schokken. Een dikke, donkere dame verscheen ten tonele en pakte haar in een brandweerhouding. De blanke vrouw was zo stijf als een plank, als een geschrokken tante Sidonia. De creoolse verdween met de vrouw over haar schouder achter het podium, mensen deden alsof er niets gebeurde. Glimlachten, ach ja, je weet toch. Wat wist ik toch? Performativity.

Daar moest ie komen. Links, op mijn kuit. Groot en prachtig en sterk. De wortels diep in mijn voeten. De kroon anders dan (als!) de wortels, maar toch verbonden. Krachtig en tropisch. Mijn huisgenoot krast onhandig met een viltstift over mijn been. Op de viltstift staat MALIBU, en twee kruisende palmbomen. Nee, niet zo, want zo is het niet. Niet met koffiebonen aan de wortels, en ook niet met een fles bleek. Het is geen natte exotistische kokos-droom verbonden met herinneringen uit mijn kindertijd. Wat dan wel? Dat vind ik nog wel uit als de tijd dáár is. Zoveel waren het er immers toen het vliegtuig daalde. Witte stokjes, overal. Ik wist niet dat er zoveel lantaarnpalen op een eiland pasten. Maar lantaarnpalen waren het niet, het was een verborgen teken voor de goede verstaander. Ik zie dezelfde stokjes in het centrum van de stad hier, maar dan van dichtbij en levensgroot. Ik voel me geborgen onder hun stilte van ruisende daken. Symboliek.

"... Africa and Aphrodite have more in common than the Greek root that unites their names; there is a flow of marine foam that connects two civilizations 'in another way,' from within the turbulence of chaos, two civilizations separated by geography and history. The cult of the Virgen de la Caridad del Cobre can be read as a Cuban cult, but it can also be reread - one reading does not negate the other -  as a meta-archipelagic text, a meeting of confluence of marine flowings that connects the Niger with the Mississippi, the China sea with the Orinoco, the Partheon with a fried foodstand in an alley in Paramaribo.
The peoples of the sea, or better, The Peoples of the Sea proliferate incessantly while differentiating themselves from one another, traveling together toward the infinite. Certain dynamics of their culture also repeat and sail through the seas of time without reaching anywhere. If I were to put this in two words, they would be: performance and rhythm. And nonetheless, I would have to add something more: the notion that we have called 'in a certain kind of way', something remote that reproduces itself and that carries the desire to sublimate apocalypse and violence; something obscure that comes from the performance and that one makes his own in a very special way; concretely, it takes away the space that separates the onlooker from the participant." (Benitez Rojo, Antonio. The Repeating Island. vert. James E. Maraniss. Duke University Press, 1996. P. 16.). Weerklank.

De chauffeur zocht eindeloos over donkere weggetjes omsloten met houten huizen. Was het de T of de F of de Y straat? Na een half uur zagen we de rij auto's, een felverlicht huis. Hij stopte, de drums van de band zijn hoorbaar op straat. "Let op hoor, het is een wintipoku die ze spelen." Zenuwen gieren, mijn gezelschap trok haar schouders nerveus omhoog. Aarzelend lopen we het erf, stampvol met mensen op. "Jij moet (...) zijn toch?" Dat ben ik inderdaad. De mensen kolken in een kring op het stampvolle achterplaatsje. De jarige danst heftig. Ik wordt meegetrokken in alle zinnen van het woord. Het volgende moment vind ik mezelf in de kring, mijn kleur versmolten met alle anderen. Ik kan het niet ontkennen, die kleur. Het is er, het is in alle oogopslagen. Nu niet meer, ik dans slechts. In any case, the impossibility of  being able to assume a stable identity, even the color that one wears in his skin, can only be made right through the possibility of existing in a 'certain kind of way' in the midst of the sound and the fury of chaos. (Ibid. 27). Iets kriebelt er via mijn kruin langs mijn nek, maar ik houd de controle. Nu (nog) niet. Nee vandaag niet, maar ik wéét het. Mensen om me heen weten het ook. Wie ben je dan? Waar heb je zo leren dansen? Vraagt de man met de kaurischelpen om zijn nek die mijn hand vastpakt en me doordringend aankijkt. Ik lach en beef tegelijk. Het duurde maar vijf minuten, maar ze logen er niet om. Identiteit.

Ai gudu, yu was in je vorige leven wan musye op een pranasi hoor. Ik lach en zet een hand op mijn heup terwijl ik leun tegen de deurpost. "Vergeet de alanyatiki niet! Mi na gowt' moni, yere. Het schatergelach kaatst tegen de muren van het erf, de vochtige hitte zindert. "Zou het niet gewoon zo zijn, mn schat? Dat wat je zegt?". Een suggestieve reading van gebeurtenissen, mijn stem kan ik niet wegcijferen. Ze is in interactie met de participanten, ik cocreëer discours, al probeer ik het te remmen. Misschien spreek ik in vele tongen, toch blijven ze gefragmenteerd. Mijn kennis is gefragmenteerd, maar mijn eigen taal leert me nu hoe ik de wereld zie. Mijn moerstaal, mijn lengua materna geplaatst in het bestaan in a certain kind of way. Creolisering.

Taal - Ritme - Reis - Performativity - Symboliek -Weerklank - Identiteit - Intersectie -Creolisering. 

...¿Qué más?

 

 

 

 

1 Reactie

  1. Sarah:
    11 juni 2012
    There is no identity as 'we know it', nothing is identical, since that would assume a transcendental identity from which other identities repeat themselves. There is nothing beyond what we create. Identity is difference in itself, in the sense of you not differentiating your identity from mine, but from your own difference.
    As Gilles Deleuze says: "A concept has no reference, it is self referential; it posits itself and its object at the same time as it is created.Difference must refer to other differences, which never identify it, but rather differentiate it."
    There is nothing beyond the immanent world we create, so all is ONE. Ik heb genoten van je woorden, en hoop je snel te spreken :-) Tan bun! Bosi van Tante Waaigat