Denkmiddag

23 augustus 2010 - Guadalajara, Mexico

Deel twee.

Uiteindelijk ben ik maar uit het hermetische rode laken universum geklommen, heb ik me gedoucht en ben ik gaan kijken of de wereld nog draait, en dat bleek zo te zijn. Omdat zondagen bijna altijd prachtig zijn in Guadalajara, besloot ik een customized afscheid te nemen van de stad door er eindeloos te gaan ronddwalen, beginnend in het rijke gedeelte en eindigend op de grootste (en mogelijk smerigste) overdekte markt van Latijns-Amerika, San Juan de Dios. De straten lagen er uitgestorven bij, terwijl wederom Arabische muziek mijn stappen begeleidde. Dit is dan Guadalajara vanuit het verlatersperspectief. Een groepje jongetjes op skateboards rijdt me van mn sokken af over de aalgladde betonnen stoep. Bij het Parque Revolución aangekomen, geven een aantal haveloze ruitenwassers een sociale grens aan. Hier begint het feitelijke centrum, een volkser gedeelte van mijn geliefde stad, tevens de wijk waar ik zelf woonde tot voor kort. De mensen zijn er bruiner en kleiner, hebben meer gouden tanden en het aantal tatoeages neemt gestaag toe. Hier lopen ze niet rond op kalfsleren enkellaarsjes maar op grofplastic slippers of rieten sleehakken van 20 cm dik. De makeup goed geplamuurd, de zogenaamde antifaz zorgvuldig niet subtiel aangebracht en het krullende haar zo goed mogelijk geblondeerd en ingevet (antifaz is overigens een fenomeen dat lijkt op een maskertje zoals dat van de Zware Jongens, maar dan van zilverkleurige makeup. Naar ik me heug ook in een ander blogentry beschreven en nog nooit buiten Mexico of buiten Mexicaanse immigrantengroeperingen elders waargenomen). Mijn benen worden zwaar, ik loop toch al dertig minuten, maar ik loop door, langs het plein van de verbande boter en de beelden van het schuin oranje licht, langs het plein waar snachts de knaapjes van plezier staan, richting San Juan de Dios. Tot nu toe had ik tenminste nog één zintuig kunnen afschermen met mijn Ipod, maar die gaat nu ook uit, de buurt is niet echt spic en span en staat bekend om zn berovingen, met of zonder (blank) wapen. Het eerste dat mijn trommelvliezen bereikt, is het geluid als van een Arabische souk maar dan gekruid op zn Mexicaans. Een lange, smalle gang die de buik van de markt inloopt, volgestouwd met namaakmerktassen, "slangenleren"riemen, cowboylaarzen..uiteindelijk komt het voorgeborchte uit in een centrale hal vol met tacokramen en ander vette hellegaten, waarna gang na gang volgt met alle mogelijke verkoopwaar: parfums, kleding, schoenen (ook in mijn onmogelijke maat), tequilaglaasjes, aardewerk, vogeltjes (dood en levend), witte lappen weïg dampende varkenshuid met vet, lillende organen, bloemen (dood, levend of van plastic), salsasaus, charrohoeden (hoofddeksels van het type klassieke-la cucaracha-tralalala-ik zit onder een cactus-Mexicaan), stoelen, sierraden, stoffen, plastic, en natuurlijk de sectie esoterie, tevens troon van de Santa Muerte. De favoriete godin van drugshandelaars en ander geboefte is gekleed als een huis-tuin en keuken Maria, maar heeft in plaats van een liefelijk stoepkrijten gezichtje een grijnzende doodskop en een zeis in haar hand. Het gewaad is er in goud, in rood, in zwart, en zelfs zuurstokregenboogkleuren. Naast deze gezellige dame zijn er vaak Santeríakettingen, -kaarsen en -beelden te koop, kruiden voor bezweringen en dan hebben we nog een sectie zeepjes. Zeepjes om liefde te bevorderen, om haat af te stoten, om geld en geluk aan te trekken, voor vrede, voor het verjagen van geesten, voor het groter maken van piemels en tieten, zeep gemaakt van hertenbloed, en natuurlijk ook nog zeep gemaakt van de bochel van gebochelden (dat brengt geluk hier). De pakjes zijn een museumpje op zich: in allerlei kleurtjes met de meest uitlopende bezweringen, en het enige dat ze gemeen hebben is dat ze allemaal stinken als een uur in de wind. Na een uur dringen, sjokken en verdwalen had ik het wel gehad en pakte ik de metro terug naar de sociale grens van fresas (snobs) en nacos (ordinair volk): het voornoemde Parque Revolución. Overigens is het als Europeaan bijzonder moeilijk om van het fresa-imago af te komen. Men gaat er automatisch van uit dat Noord-West Europa één grote mall is, je in de Starbucks woont en iedereen onder een Ralph Lauren dekbed slaapt. Reacties van onbegrip over mijn reizen naar Centraal-Amerika waren niet uitzonderlijk, en het idee dat een Nederlander banda kan dansen en Laura León (een Tatiana Simic meets Corry Konings avant la lettre, zie http://www.youtube.com/watch?v=d7kHaRqASOU) mee kan zingen is al helemaal hilarisch. Ik heb me nu tevreden gesteld met een combinatie van, inderdaad, Starbucks en San Juan de Dios. Daar zit ik dan, lurkend aan mijn helado shaken passion-hibiscus lemon tea met een tas vol toverzeepjes die ruiken naar die andere zeep, uit een ver, ver verleden in een basisschoolklas waar ik verplicht mijn zandbakhandjes moest afspoelen onder toezicht van een Tilburgs viswijf die ik en mijn beste vriendinnetje "de heks" noemde. Weliswaar glijd ik nu over een wifiverbinding, maar Laura Leon en Hondurese Puntamuziek stevig in de oren. Zoals ik vanochtend al schreef, het doet er niet zo toe dat ik geen hippe fresa ben die catchy tweets uitbraakt in een airportlounge, ik ben wel tevreden met deze prak van indrukken en invloeden.

In de toekomst hoop ik die invloedenprak in een vulkaantje te kunnen vormen, en dan er een jus van reizen in te gieten. Terwijl ik aan het lopen was, bedacht ik me dat mijn verlanglijstje nog wel heel lang is: Istanbul, Fez, Granada, Teheran, Bombay, Delhi, Calcutta, Dhaka, Shanghai, Peking, Jakarta, Tokio, Leeuwarden, Nice, Miami, Santo Domingo, San Juan, New York, Cartagena, Sao Paulo, Buenos Aires, Zanzibar, Basseterre, Fort-de-France, Berlijn, Dar es Salaam, Rome, Port au Prince, Paramaribo, Willemstad, Philipsburg, Kaapstad... En zo kan ik nog wel doorgaan. Het is mogelijk (ik durf geen waarschijnlijk te zeggen, dat sluit mogelijkheden uit) dat ik het niet allemaal ga halen in één (of twee) levens. Er is nog zoveel te zien. Ik hou van steden: beton en glas smaken overal het zelfde, maar het gruis en de oude stenen ruiken overal anders. De smog van Havana gaf me levensgrote puisten, de gele deken boven Mexico City rode ogen en het koude materialisme van Los Angeles een grijs chagrijn, maar ik keer steeds weer terug. Ik hou van veel mensen op een kluitje, en er zijn nog zoveel kluitjes te ontdekken.


Wat is dan de uiteindelijke conclusie? Ik heb vast veel geleerd, mijn Spaans zal verbeterd zijn, ik weet meer over Mexicaanse literatuur en ik ben meer thuis in de Mexicaanse keuken. Verder heb ik kennis gemaakt met het cachimba van Nicaragua, krottenwijken van landbouwplastic en viersterrenhotels van binnen gezien. Maar bovenal was deze reis een bevestiging van wat ik eigenlijk al wist: het rondtollen over de wereldbol, sin rumbo, is wat ik het aller aller leukst vind om te doen.

Dus dit is nog maar het begin.