What's new?

11 april 2012 - Paramaribo, Suriname

 

Ik hoor een ruis, een aanhoudende ruis. Als ik mijn ogen open, maakt er zich langzaam een kloppende hoofdpijn en een klamme hitte zich van me meester. Ik zie roze lakens, een verlichte tl-buis achter een gordijn. Mijn mond is droog, en hoewel ik niet heb gedronken voel ik me enigzins katerig. 

O lati a de? Half negen. Volgens mijn laptop half twee. 

 

Zuid-Amerika, Suriname, Paramaribo om precies te zijn. Een nieuw avontuur is begonnen, een nieuw velletje wordt beschreven in dit blog. "Ohja, die blogs...heel Nederlands" lachte een (Colombiaanse) vriendin gisteren nog, in een wereld die heel, héél ver weg van hier is. Het is heel Nederlands op zo'n blog bij te houden. Ik probeerde nog vergeefs uit te leggen dat ik mijn digitale recalcitrantie uitte door middel van het niet schrijven op waarbenjij.nu en niet te recapituleren wat ik allemaal op een dag deed (zie blog 1 van twee jaar geleden), maar ik bedacht me later dat ze inderdaad gelijk heeft. Hordes, massa's backpackers, stagiaires en vrijwilligers die naar allerlei exotische oorden vertrekken houden zo'n kreng bij. Allemaal komen ze op hetzelfde neer: het is mooi of slecht weer, ze worden een keer ziek (diarree!), gedoe met lokale autoriteiten, ze maken de prachtigste tochten, vegen een keer de neus af van een hologig sloppenwijkkind en keren gesterkt/verzwakt door nieuwe ervaringen terug naar noord-west europa. Goed, mijn ervaringen zullen geen sloppenwijken inhouden, maar al het andere komt waarschijnlijk ook mij ten deel. Toch blijft het praktisch, zo'n blog.. En dus kies ik weer voor ditzelfde format als twee jaar terug: eens in de zoveel tijd geef ik een update over indrukken, de stand van zaken en belevenissen over mijn verblijf in Paramaribo. Voor degenen onder jullie die het niet weten: ik ga hier vijf maanden blijven voor mijn afstudeeronderzoek. Ik word geacht de elfde september genoeg informatie door middel van interviews te hebben vergaard om een afstudeerscriptie voor mijn research master te kunnen schrijven. Kwalitatief onderzoek noemen ze dat, en eerlijk gezegd is dat voor dag één nog geen prioriteit. Eerst orde (?) op zaken (?!!) krijgen.

Het precieze onderwerp van mijn onderzoek laat ik hier even onbenoemd. Ten eerste betreft het een thema dat enigzins gevoelig ligt, ten tweede heb ik niet de behoefte om alles op internet te slingeren, ten derde (en misschien nog wel het belangrijkste) wil ik ten alle tijde de privacy van mijn informanten en anderen waarborgen. Ik zal dus weinig schrijven over mijn onderzoek zelf. Bovendien weet bijna iedereen van de selecte groep die jullie, mijn geliefde lezers, vormen wel hoe de vork in de steel zit en hoe de lepel in de breipot staat.

Het afscheid gisteren in Nederland was emotioneler dan verwacht. Ik had me volgens goed gebruik weer veel te druk gemaakt over allerlei zaken die er in feite niets toe doen. Een week lang had ik als een kip zonder kop rondgerend van hot naar her om boeken te kopiëren of in te leveren, mensen te zien, spullen op de juiste plekken neer te zetten, praktische zaken kort te sluiten. Ik was op z'n zachtst gezegd compleet uitgeput toen het vrijdagavond was. Gelukkig was er daar een familie en een vriend ('partner' zeggen ze hier consequent) die me opvingen met veel liefde en geduld en het beste eten ooit. Maandag kwamen alsnog enkele tranen toen ik op het vliegveld in één keer door iedereen werd omhelsd. Ik hernam me snel: over twee weken komt Wouter, mijn 'partner'  hier heen en kunnen we samen orde (?) op zaken (?!!) brengen. De vlucht zelf duurde lang, was afgeladen met Surinamers die familie gingen bezoeken en werd opgevrolijkt door een peuter die slechts kon krijsen, negen uur aan een stuk. Ik kon me niet onttrekken aan de herinnering van het programma Super Nanny, waarin een kordate Britse korte metten maakt met dit soort terroriserende praktijken van te verwende kinderen. Dit meisje, het haar in twee knotjes met kant, de nekhaartjes in gevette pijpekrulletjes en gouden oorbelletjes, werd amper in toom gehouden door haar vermoeide moeder en oma, beiden de mond in een wrange stand, de wenkbrauwen afgeschoren en hoog opgetekend. Gelukkig zat ik naar een goedmoedige Hindoestaanse huisvader die me toevertrouwde dat hij moslim was, "maar maak je geen zorgen, ik heb geen bommen bij me en ga nooit naar de moskee". Daarnaast een antilliaanse heer met décoleté: ik wist niet dat mannen dat konden hebben, maar de combinatie van zes keer per week sportschool, een scheermes en een heel laag uitgesneden shirt  van het model dat west-vlamingen tettenboaike zouden noemen deed me mijn vermoeden bijstellen. Verder was hij getooid met een ringbaardje, een potloodsnorretje en een grote tatouage in zijn décolleté. Het zijn zaken die er eigenlijk weinig toe doen, want hij was uiterst vriendelijk. 

De aankomst was zoals verwacht: een woud dat aan brocolli doet denken strekte zich uit zover het oog kan zien, een kleine luchthaven en geen slurf maar een trap bij het uitstappen. De passagiers stroomden de buik van de 747 uit en liepen in plukken over het asfalt naar de aankomsthal. Ik voelde de zon, de warmte, de vochtigheid en rook de volle geur van een land in de tropen vermengd met kerosine: ik had er al veel over gelezen en gehoord, en het voelde vertrouwd en goed. Een zelfde soort warme vochtigheid kende ik al van Nicaragua en Yucatán (Mexico). Iedereen had me gewaarschuwd voor de hitte en de klammigheid maar dit viel veel mee. De douanier die me hielp kende mijn type visum niet en bleef vragen om een toeristenkaart. Ik zette mijn "ik ga naar het surinaams consulaat en ik blijf vriendelijk ook al snauw je me af"-gezicht op en legde uit dat ik met dit inreisvisum me later moest melden bij vreemdelingenzaken en dat ik dan een ander type, longstay visum kon bemachtigen. De man fronste zijn wenkbrauwen, mompelde iets en zette een stempel. Vervolgens duurde het anderhalf uur voor ik mijn bagage kon bemachtigen: de band liep meerdere malen vast, passagiers begonnen zich te bemoeien met het uitladen, al zuchtend en tyuri's makend. Uiteindelijk laadde ik alles op een karretje en reed naar buiten. Gelijk doken er mannen op die me luid sissend naar hun taxi's wilden leiden, maar ik reed stug door en verwachtte iemand te zien met een bordje met mijn naam, zoals er van tevoren was afgesproken. Opeens werd ik op mijn rug getikt door één van de opdringerige mannetjes en noemde hij mijn naam: "Meneer zijn auto is kapot, kom met ons mee?". Ik kon nog net vragen hoe dat dan kon, maar ik werd al toevertrouwd aan een bolle Javaan die me nors gebaarde dat ik moest meekomen. Zijn collega's aan de andere kant van de hal begonnen te joelen en riepen dingen in het Sranan tongo, het enige dat ik begreep is dat het over mij ging: a boi dati... 

Maar dat gaat allemaal zomaar niet. Ik trok mijn messentrekkersfalie, afgestoft uit Mexico, want ik vertrouwde het zaakje niet. Ik maakte de man duidelijk dat ik er niks van begreep, waarna hij me uitlegde dat hij het ook niet wist. Ik besloot me maar over te geven aan deze speling van het lot: als die eerste man, zijn 'opzichter' mijn naam wist en ook nog de naam van mijn gastheer moest er ergens toch wel iets kloppen. Toen ik wilde gaan pinnen en uit de hal liep begon het ineens te gieten: alle kranen gingen open. Sibi busi: de befaamde stortregens die het oerwoud 'schoonvegen'. Drijfnat stapte ik de taxi in (...nee Joris, niet aan de rechterkant, aan de linkerkant...). Nog steeds enigzins uit het veld geslagen besloot ik dat het allemaal wel meeviel: dat' na wan trutru sibibusi noh? zei ik tegen de chauffeur. Zijn ogen werden groot en hij begon te lachen. Een witte, lange Hollander die Sranan tegen hem spreekt.. "Ja toch!".

De lange, rechte weg richting Paramaribo is geflankeerd door talloze houten huisjes. Rode aarde, bronstig groen. Alles klopte en was zoals ik had verwacht: de warmte, het landschap, de geuren, de broeierige oogopslag van de marrons die langs de weg slenterden. De radio speelde soca uit Trinidad, reggae en dancehall uit Jamaica en Nederlandse rapmuziek. "What's new? What's new?" klonk het. Goeie vraag, what's new hier? Op het eerste gezicht oogde het vertrouwd en bekend: de warmte,  de mensen, de verkeersborden. Ik had verwacht dat het laatste hetzelfde zou zijn als in de rest van de Amerika's: groen. Het blijken alleen exact dezelfde te zijn als in Nederland.. En toch is niets wat het lijkt. In mijn naïviteit was ik blind gegaan op Google maps: ik had een enigzins compacte stad verwacht, maar Paramaribo is juist erg uitgestrekt. Het oogt als een mengeling van Belize City en Havana. De mensen zijn er in alle kleuren en lijken nog wel het meest op een doorsnee van de Rotterdamse Kruiskade West op een drukke zaterdag. Ook de winkel die later op de avond werd aangedaan was een bizarre vermenging van bekend en vreemd. De geur was exact die van een buurtsupermarkt in Centraal-Amerika, maar de producten waren anders. Ik zag wat fletse sopropo's liggen, een rek Bimbo-achtig brood en vervolgens het rek stimofo (broodbeleg): potjes chocopasta van de Spar en Markant merk, vruchtensap uit België, Pickwick thee, Douwe Egberts koffie, Jumex (Mexicaans) sap. Hier en daar stonden producten uit Suriname zelf, maar het grootste gedeelte was import uit de VS, Trinidad en Nederland. 

De taxichauffeur kon het adres niet vinden, ook niet met zijn Blackberry. Toen we de buurt inreden en een aantal keren verschillende straten op en neer hadden gereden, werd er de weg gevraagd aan een man met ontbloot bovenlijf die buiten op een stoel zat: "eeeh baas, pe a libi a..?"Mh, e na afkati toch?" Hier viel ik in: "Zuiver, na advocaat, ma wi e suku en brada" . De man draaide verbaasd zijn hoofd en ging verder in het Nederlands. Het huis bleek niet op deze hoek van de straat, maar schuin tegenover te staan. 

Het welkom was prettig. Mijn twee gastheren, de broer van de huiseigenaar en zijn vriend, waren erg vriendelijk en begripvol voor mijn enigzins verwarde situatie. Ze lieten me het appartement zien: klein maar gerieflijk. Er moeten nog wat dingen gekocht worden maar het is er schoon, veilig en ok. Ik werd meegenomen naar een drukkere straat om een Surinaamse simkaart te kopen, maar ik had inmiddels geen idee meer waar ik was. Terug in het appartement ging ik op bed liggen en sloot ik mijn ogen. Zoveel indrukken, waar ben ik, hoe ga ik mezelf verplaatsen, wat moet ik nog kopen, hoe ga ik mijn weg vinden, het is hier zoveel groter dan gedacht, hoe ga ik dat onderzoek doen, ga ik mensen leren kennen.. Alles kwam over me heen, in één keer. Paniek. Naarstig schoten er smsjes over de plas heen en weer, richting België en terug. Na een snelle douche ben ik met mijn gastheren gaan eten in een Javaanse ‘warung’, iets dat nog het meest weg heeft van buurtrestaurants (fondas) zoals je die in Mexico vindt: tl-licht, aan de voorkant open, een blackboard waar met marker het eten van de dag op staat geschreven. Het eten smaakte bekend en heerlijk: Saté, bami, dawet. Vervolens hebben ze me een korte tour van het centrum gegeven. Deze rit gaf me het gevoel dat ik pas twee keer eerder in mijn leven heb gehad, namelijk toen ik het capitool in het centrum van Havana zag, en toen ik in Los Angeles het Hollywoodsign ontwaarde in de dorre heuvels. Het is een bizarre en prettige gewaarwording, een soort van vaststelling dat de beelden die ik zo vaak heb gezien op tv en internet ook in het echt bestaan. Alles stond er: het Torarica hotel, fort Zeelandia, het onafhankelijkheidsplein met het presidentieel paleis, de oude houten huizen met de balkons, de Waterkant, de palmentuin, de Wijdenbosch brug over de Suriname rivier.. Het centrum met z’n beroemde gebouwen lijkt wel compacter te zijn dan het noorden van de stad waar ik nu woon. Toen we de brug opreden om even een voet in Commewijne (het district aan de overkant van de rivier) te zetten, en ik de oranje lichtjes van de stad zag, voelde ik een stukje van de spanning wegslippen met de rivier. Ik legde mijn hoofd achterover en bedacht me dat ik dan maar alles over me heen moest laten komen. Zo zei mijn vader me dat, vijftien jaar geleden toen ik mijn eerste paniekaanval had, voor een roemruchte spreekbeurt over chimpansees in groep zeven. Als dit het dan is voor dit moment, is het nu dit.

Ik viel in een diepe slaap. Geen dromen, niks, slechts de genezende donkerte. Vanochtend besloot ik mijn gedachten op een nog zwijgzaam blog te zetten, slaperig van twee jaar zonder activiteit. Ik was ver op weg om door te schrijven, tot ik opeens de koelkast en de airco niet meer hoorde. Weg stroom, welkom in Suriname. Na drie kwartier hoorde ik een tikje en deed alles het weer. Dadelijk pak ik de fiets en ga ik boodschappen doen. Een kaart kopen, mijn weg zoeken. 

What's new? All.

4 Reacties

  1. Arual:
    11 april 2012
    Roze beddengoed! ;) Ik kijk uit naar al uw verhalen, Nederlands of niet, ik lees ze met gulzige ogen! veel liefs, Arual
    p.s. en een onthullende ontdekkingstocht gewenst van meneer Bruno!
  2. Hester:
    12 april 2012
    Lieverd, het klinkt weer fantastisch, veelbewogen en indrukwekkend. Geniet, ervaar en leer! Dikke zoenen
  3. mara:
    12 april 2012
    hey joris,

    fijn dat je je eerste nacht hebt overleefd !! ik kijk uit naar de rest van je verhalen ... als je dan toch boodschappen bij de tullip gaat doen kun je mss ook ff binnen wippen bij de slager op de schietbaan weg (die kruist de prinsessen straat, waar mn omatje ook woont) zeker de moeite waard om ff een stukje vlees worst te halen lekker pittig ik denk wel dat je het lekker vind. dikke bossi en brazza en veel plezier met onderzoeken en zwieren ;)
  4. Michel:
    18 april 2012
    Bemba!

    Ik herken heel veel dingen in jou verhaal!
    Me he transportado a Surinam con lo que cuentas!
    Quiero más! quiero más!
    Que bonito que escribes.

    Hou je goed :)