Eigenheid

28 april 2010 - Guadalajara, Mexico

Misschien is het slechts schrijfdiarree wat er nu uit mijn vingers spruit, maar vreemd genoeg zijn ze alweer zwaar van woorden na minder dan 24 uur die update over feestjes en supermarkten. Toen ik vandaag eindelijk weer eens op mn gemakje (alsof ik geen stapels huiswerk heb) over de markt rondkuierde, realiseerde ik me dat ik nog helemaal niet heb geschreven over spil nummer één van het Mexicaanse leven (naast misschien alcohol): de markt! In Nederland een gebeurtenis die gelijk staat aan schreeuwende baseballpetjes, graaiende schommelfatima's in grijze stofjassen en uitgelebberde zeikende oma Nel's van de Veerkampjes. Hoewel mijn moeder geregeld thuis komt met 20 kilo te lekker fruit/groente die zonenlief vervolgens meekrijgen in plastic zakken naar resp. Nijmegen en Utrecht, kom ik er in mijn eigen hometown bitter weinig (lees: nooit). Hier is het echter een bijna dagelijkse must en voel ik me onrustig als ik er langer dan vier dagen niet ben geweest. De markt is hier op twee blokken afstand, en heeft de vorm van een overdekte hal vol met gangetjes hoogopgetast voedsel. Tevens beschikt Guadalajara over de grootste overdekte markt van Latijns-Amerika, maar dat is een plek vol sjacheraars van horlogebandjes tot kamelen en tacostalletjes waarbij de diarree al uit je ogen loopt als je er naar kijkt. Nee, "mijn" markt verdient een apart blogje, een aparte ode.

Meestal start de tour bij de stallen van de gebroeders Dominguez voor dingen als tomaten, uien, groene chilis, jalapeñopepers, courgettes, aardappelen, limoenen en chayotes: de basis voor een gemiddelde maaltijd, maar nog niet compleet. Hier liggen de groentes keurig opgeschikt in rijen en niet in een wanordelijke bak zoals in Nederland. Een klein feest voor het oog. Gelijk ernaast staat de kraam van het vrouwtje die wat meer exotische producten verkoopt, zoals pompoenbloemen (flor de calabacita) en ook nopal. Nopal, tenoch in het náhuatl (Azteeks), was een belangrijke voedselbron voor de inheemse bevolking van México en blijft dat tot de dag van vandaag: de arend op de vlag zit ook op een nopal en de hoofdstad van het Azteekse rijk, nu Mexico City, werd er ook naar vernoemd (Tenochtitlán). De slijmerige groene bladen worden ontdaan van stekels en bewerkt met een mes op een manier die mijn oma "schrappen" zou noemen, zoals zij dat doet met wortels. Vervolgens kan je ze in reepjes snijden, ze koken met een halve ui en een beetje koriander. Na een minuut of 15 zijn ze gaar en worden ze gegeten in een salade met tomaat, wederom ui, een beetje zout en koriander. Onversmadelijk lekker, verfrissend, vochtafdrijvend, goedkoop en gezond. Ik ben er groot fan van. Helaas zijn ze in Nederland alleen te krijgen in het Mexicaanse winkeltje in Utrecht, waar ze triest ingepot van heimwee wegkwijnen op de schappen omdat slechts een verdwaalde Mexicaan of een verdwaalde melancholische Joris ze koopt voor teveel geld. Tevens worden ook de vruchten van de nopal gegeten die in het Spaans tuna heten (tonijn is overigens atun). Gek genoeg zijn die wel redelijk makkelijk te krijgen in Nederland. De gemiddelde Marokkaan in Lombok of op de Dappermarkt in Amsterdam heeft ze in overvloed, ik heb ze ook gespot bij de Dirk van den Broek in de Bilt. Het zijn die gekke, ovaal vormige roodgele vruchtjes met pitten die wij cactusvijgen noemen. Helaas ook wel redelijk prijzig overzee. Ik bedenk me nu dat ik ze hier nog niet eens gegeten heb, omdat ik me altijd tegoed doe aan de ananassen die te krijgen zijn aan de andere kant van de markt. Letterlijk honingzoet,  bijna twee keer zo groot als in Nederland en haast oranje van kleur. Het fruit is té lekker hier. Verder is er een asortiment van mangos te krijgen in vormen die we in Nederland niet kennen: geel en heel klein, oranje en middelgroot, groot en groen, of de "gewone"  rood-groene die ook te vinden zijn bij de gemiddelde Appie.

Naast het stalletje van de nopal en tuna-mevrouw is er de man die ik platanero noem, zoiets als de bananenman. Kleine appelbanaantjes (in Nederland meestal Fair Trade meen ik me te herinneren) noemen ze hier platano domínico, gewone bananen, rode bananen (iets zoeter en rozig van kleur) en de bakbanaan, platano macho. Vreemd genoeg zijn de groene bakbananen, die ik veel in Nederland eet, hier moeilijk te krijgen. Het wordt afgedaan als een Colombiaans of Cubaans artefact. Laatst heb ik ze wel besteld bij de vrolijke bananensnorremans, maar helaas gingen we met het huis net die dag op vakantie en heb ik ze nooit kunnen ophalen. Twee gangen verderop, naar rechts, is er het gezelschap van man met (overheerlijke witbehemde, gespierde, goudbruine en natuurlijk zo macho als de pest) zonen die o.a. verse basilicum, bieslook (zeldzaam hier!) en lenteui verkoopt. Tevens hebben ze ook aubergines en sperziebonen die de rare naam ejote hebben. In dezelfde gang zit ook de man met het beste assortiment fruit: prachtige perzikken, appels (duurder en glimmender dan in Nederland), guanabanas (kokhalzend smerig en in Nederland alleen in een variant dubbeldrank te krijgen) en natuurlijk guaves. Oh, de guave. Geliefkoosd door mij en mijn Nederlandse huisgenote, gehaat door de Zweedse. Haast elke dag eet ik ze voor het ontbijt, in stukjes door mijn muesli met melk. Een smaak die ik verbind aan de morgen, hoewel er ook pulque te krijgen is met deze vrucht. Ik heb de gele ballejes leren kennen in 2006 in Cuba, waar ze vandaan komen en ze een witte en een roze variant hebben. De roze heb ik pas één keer mogen spotten op een markt in Zapopan, denk ik..want dat was de keer dat ik ook vrolijk hopsend naar Guadalajara terugkeerde vanwege het "schuimend wit" dat ik die middag tot me nam. Jammer genoeg heb ik ze nog nooit in Nederland gezien, dus als een van de lieve lezers weet wáár, laat het me weten want ik ben bereid er tot aan Groningen toe voor af te reizen.

En dan zijn er nog de talloze stands waar je allerhande fruitcocktails, met of zonder yoghurt, met muesli, met chocola etc. kan krijgen. Ik zelf ga altijd na de dames van de familie Hernandez omdat die goedkoop en uitzonderlijk lekker zijn. Na mijn celebrationweek is het eigenlijk wel weer hoognodig tijd dat ik daar een bezoekje ga brengen. Verder zijn er in het gebouw zelf nog een hoop kramen waar allerhande stukken dood beest (tong, huid, kop, organen) en vergeelde kippen verkocht worden,meestal vergezeld door winkeltjes die cremerías heten en waar ze grote wittige kazen hebben, 20 liter emmers met mayonaise en créme, en dat in combinatie met blikgroentes, moles (type saus van sesam, pindas, 5 soorten chilis, cacao etc. uit Puebla) en potjes bonen. Als ik dan mijn hele tournee heb afgesloten, loop ik met twee armen vol plastic zakjes naar buiten toe. Die zakjes zijn bijna niet te voorkomen en worden hier in huis hergebruikt als afvalzakken voor keuken en de wc (daar je je wcpapier niet kan weggooien in het toilet zelf). Toch ben ik er niet bijzonder blij mee, ik probeer het gebruik een beetje tegen te gaan door mijn tas mee te nemen, maar vaak zat koop ik toch weer iets dat vervolgens bungelend in het roze of groen aan mijn pols hangt.

Mijn tour houdt hier nog niet op. Als ik pech heb, is het buiten tyanguis, het Náhuatl-Mexicaanse woord voor marktkraampjes waar allerlei rotzooi aan de man wordt gebracht, al stammende uit precolumbiaanse tijden. Ik moet dan mijn weg vinden tussen stapels sletterige niemendalletjes, nachtcréme van parelmoer en illegale dvd's, op weg naar de tortillawinkel. In dergelijke lokalen staan grote, zoemende machines waar meestal iemand een dikke hoop maseca (deeg van maismeel) in staat te duwen, die er aan de andere kant als perfect ronde pannenkoekjes komen uitrollen. Vijf peso voor een halve kilo, en dan op weg naar de buren waar ze specerijen verkopen. De geur van die winkel zou ik in een potje willen meenemen: een combinatie van knoflook, zakken vol gedroogde bonen en wel twintig soorten gedroogde chili's geeft een aroma dat je wakker maakt en langer laat blijven dan nodig is. Ik vermoed dat de man die er staat een jeanette is, altijd stiekem glimlachend en knipoogjes en vooral en natuurlijk veel te veel gel in zn haar. Hier haal ik mijn bollen knoflook, komijn per ons, muesli en gerookte chipotlepepers. De laurier van deze zaak is heel flauw van smaak (zoals meestal in Mexico) dus die haal ik in de supermarkt. Ten slotte ga ik naar de andere buren van deze winkel, naar de cremería la ranita (het kikkertje) waar ik meestal zo'n tien minuten blijf ouwehoeren, ook als ik niks nodig heb. Hier worden ontsmettingsdruppels voor groenten gekocht, bouillonblokjes, pasta en bakolie. Als ik dan eindelijk bepakt en bezakt de hoek om sla bij de Corona-blauwe winkel van sinkel, is mijn laatste halte de zaak tegenover thuis. Hier vinden we de abarrotes (buurt) winkel van Don Luis. Het enige dat ik bij hem koop, is eigenlijk halfvolle melk voor 20 pesos en noodinkopen als een zak chips of een paar pijpjes pils. De winkel is nogal duur maar de man sympathiek.

Als ik mijn klasgenoten vertel dat mijn nopal was overgekookt en dat mn guaves opzijn, moeten ze altijd lachen. Gisteren vroeg ik nog of ze zelf dan nooit naar de markt gaan? Welnee, de supermarkt is toch veel makkelijker en sneller. Maar...
Alle eigenaren van alle winkels die ik hierboven heb beschreven kennen me persoonlijk. Altijd zullen ze me vragen hoe het met me gaat, als ze dat nog niet weten, waar ik vandaan kom, wat ik wil hebben en ze zullen me ook niet snel afzetten. Ze maken grapjes met me, ze roddelen met de andere klanten en geven me soms wat extra. De sfeer is informeel, bij sommigen blijf ik langer staan om te vragen hoe het met ze gaat, of ze me kunnen uitleggen hoe ik groente X klaarmaak en om te vertellen wat ik heb gedaan tijdens het weekend. Dit is uiteindelijk dan Mexico. Dit is wat ik het allerhardste ga missen. De mensen uit mijn straat, op mijn markt, de dagelijkse praatjes, de open hartelijkheid en het onderlinge respect. De felle kleuren van al die gestapelde groenten die ik nog nooit heb gegeten. De intense geuren van tien geplukte kippen, een walmende kaas en gesneden fruit. Het permiso van de sjouwers als ze er langs moeten, de twinkelende ogen van de fruitmeisjes, het gracias carnal, 'ta luego van de ananasman en het langgerekte adiooooos van de oma die de heetste tortas ahogadas ooit maakt, hier recht naast  de deur.

Ik snijd een stukje uit mezelf. Om het hier achter te laten.

2 Reacties

  1. Devran:
    2 mei 2010
    Héérlijk hoe je schrijft, voel me net of ik op de markt sta! Je beschrijvingen maken me hongerig naar de mexicaanse marktsferen (en natuurlijk het eten)~ práchtig! wil het zelf ook wel een keer meemaken, en allerlei soorten fruit eten wat ik niet kan uitspreken~ <3
  2. Joan-Anne:
    22 mei 2010
    Dev heeft helemaal gelijk, je waant je zo erg opeens voor 10 minuten helemaal in Guadalajara tussen alle geweldige personen en typetjes daar tussen al dat geweldige eten en gezichtgenot, echt geniaaal! Geniet nog van je tijd daar!!

    Liefs