É proibido cuchila. Geen dutjes hier

18 april 2010 - Guadalajara, Mexico

3:30 AM: Stampende muziek en een jongen die te hard rijdt, schommelende rozenkrans aan de spiegel, rakelings door groennetgeenrood, stoppend voor mijn deur, een troepje nichten achterin: dag meisjes, dag perras (honden), we zien elkaar vrijdag ok? Cuidate mucho (let goed op jezelf) en doe geen dingen die ook niet zou doen "hahaha". Deur dicht, hond blaft. Trap op. Stilte. Door het gat van de patio achter in het huis valt maanlicht, het tjirpen van een krekel. Dan toch maar een glaasje rum, ventilator aan want het is benauwd. Ik sluit de dubbele deurtjes. Lenzen uit, bril op. De woorden jeuken, het heeft lang genoeg mogen fermenteren.

Een klein stilterecord is gebroken: bijna drie weken geen woord geschreven. Niet hier, niet in mijn papieren prachtige dagboek. Zoveel te beschrijven dat ik me heb over gegeven aan de cadans van de dagen. Na een week zon en zand in mn tas terug gegaan naar Oaxaca. Verplichte schroeiend hete, stoffige ruïnes bezocht boven op een berg, bekleed met favelas (krottenwijken á la Rio de Janeiro). De dag erna doorgebracht met een georganiseerde uitstap: een bus vol heterostelletjes varierend in leeftijd van 25 tot 50, en ik. Met mn zwarte kodakje de bekende plaatjes getrokken, en het niet kunnen nalaten om toch te beginnen over de mindere kantjes van Mexico gedurende het "typisch" Mexicaanse buffet in een restaurant, langs de rijksweg, met verveelde mestiezen in kleurige indianenjurken made in China. Ik hoor mijn moeder in mijn achterhoofd: kijk nou toch uit, wees voorzichtig. Schop niet tegen dunne scheentjes. Maar na zoveel kwezeligheid wordt ik korzelig, en moet ik toch even een muisje uitzetten in de keuken van het homohuwelijk (dat net is gelegaliseerd in Mexico City, red.). Natuurlijk eerst de achtergronden afgetast en het leek inderdaad veilig. Een vriendelijk stel uit Tabasco, ergens tussen de 35 en 50, tig jaar getrouwd en twee zoons. Manlief: "Het maakt me helemaal niets uit hoor, dat homohuwelijk. Ik vind het allemaal prima. Maar wat zeg ik tegen mijn zoontje als hij twee mannen ziet zoenen?." Vrouw: "Nou, dat ze van elkaar houden." Ik: "Nuja precies. Niks mis mee. Het staat ook niet op mijn voorhoofd geschreven dat ik een nicht ben toch?." Dat hadden ze niet zien aankomen, maar zoals verwacht: geen probleem. Ik loop niet te rellen. Ik ben voorzichtig, dit was slechts een mooie situatie om eens de gemiddelde Mexicaanse olie te peilen. Mijn peilstok is niet scherp, slechts zanderig af en toe.

Dan terug in Oaxaca stad, die avond in een schimmig en smerig internetcafé een jongen leren kennen. Typisch Mexicaans uiterlijk, lief gezicht, beetje aanhankelijke ogen. We raakten in gesprek: zijn Spaans was minder geplaveid dan het mijne wat natuurlijk wenkbrauwen deed optrekken. Hij bleek een importmexicaan te zijn, opgegroeid in The Bronx en zijn lief halsoverkop achterna gerezen. Had ie niet mogen doen, want hij was nog in afwachting van zijn green card. En toen zette zijn vriend hem aan de kant, en zat hij vast in Mexico, werkend in een ranzig internetcafé en wonende in een huis met een travestiet, een alcoholist en naast een bordeel. Wat er allemaal waar is van dit verhaal weet ik natuurlijk niet: zijn Engels was vlekkeloos New Yorks en ik heb gezien waar hij woonde. Inderdaad geen pretje. Hij was behoorlijk wanhopig maar hard voor zichzelf. Terwijl de bedelkinderen voorbij trokken aan de ijssalon, deed hij boven een coupe mezcal-ijs zijn verhaal. Ik ben niet zo goedgelovig (meer, geloof ik), maar het leek toch wel redelijk waar allemaal. Het was lang geleden dat ik dit diep gevoel van medelijden voelde. Maar er was weinig dat ik kon doen: mijn bus vertrok die avond naar Mexico City en ik moest nodig ziek worden. Drie dagen in een kale kamer op een vunzig matras naar de muur liggen kijken. De vriend waar ik verbleef was uiterlijk hartelijk, maar net verhuisd en hard werkende bovendien. Daar lig je dan, het gebouw danst de lambada bij elke hondenkar die langsrijdt en je hoofd staat op zijn kop van de koorts. Na drie dagen braak neigingen, oogbalpijn en hoofdpijnhaarbanden heb ik mezelf toch maar naar de dokter gebracht. Om de duizelingen te onderdrukken werd ik ondersteund door M.I.A. en haar third world democracy, yeah I got more records than the KGB. Haar muziek is me al vaker van dienst gekomen in kritieke momentjes in dit land dat zich inderdaad bedient van een derde wereld democratie. Uiteindelijk zat ik daar dan in de "wachtkamer" van de volksdokter, 25 pesos een consult, oren uitspuiten 50. Een stel kuipstoeltjes langs een opengebroken weg, waar mannen in de zon met een pikhouweel en drilboor hard hun best deden om hernia op te lopen; midden in de grijze vlek van het magische getal 25 miljoen. Een velletje aan de vale muur vermaande ouders hun kinderen vooral geen herrie te laten maken en ze niet te laten rondrennen. Ik denk omdat ze anders het lawaai van het voorbijrazende verkeer zouden verstoren.

De dokter was een monter vrouwtje dat mijn temperatuur opnam en mijn bloeddruk meette voor de sier: de thermometer gaf 34 graden aan maar dat maakte niet uit, ze keek er toch niet naar. Hoestsiroop, oogdruppels, antibiotica voor een vermeende maaginfectie en ook nog een ontstekingsremmer. Ondanks mijn bitse anti-kwezel gedachtes was God me toch voorzienig geweest: net op het moment dat ik plaats nam in de "wachtkamer", kwam daar Fernando voorbijgelopen. Ach, Fernando, natuurlijk. Een Argentijn die ik had leren kennen in Zipolite op het strand. Woonachtig in Mexico City en reisgenoot naar die hete, stoffige ruïne in Oaxaca. Vriendelijk, integer, met vlagen half verstaanbaar door zijn porteño (van Buenos Aires)-accent, en iemand met wie je kan sparren over andere onderwerpen dan bier, wiet, sportscholen, seks en "hoe spreek je je naam uit en waarom noem je jezelf Jorge als je niet zo heet". Iemand met een beetje meer interesse en hersens in zn kop dan de gemiddelde strand-janet en dus een fijn gezelschap. Maar natuurlijk, in die vlek van 25 miljoen mensen kom je uitgerekend een vriend tegen als je het gevoel hebt dat je hoofd verkeerd om op je romp staat en alleen M.I.A. het nog kan rechtzingen. Hij loodste me door het consult heen, en na een zoektocht langs zo'n vier apotheken in de bekakte grijsheid van Condesa (rijke buurt van Mexico City) had ik eindelijk twee van de vier medicijnen weten te bemachtingen: hardoranje capsules zonder bijsluiter en pillen in paracetamolvorm. Vooral de hele week slikken, geen alcohol drinken, goed slapen, geen stress en acht keer de rozenkrans voor het slapengaan. De dag erna voelde ik me toch beter en ben ik gaan rondzwerven door de vlek, van noord naar zuid zo´n tien kilometer afgelegd en natuurlijk alleen het centrum en periferie gezien.

De metro verdient toch eigenlijk wel een aparte paragraaf. Wat hou ik van die drieminutenmagie. Elke 180 seconden staat er eentje aan het gladgepolijste peron, volgepropt alsof het Tokyo in het kwadraat is. Schreeuwende verkopers met dat kenmerkende platte Mexico City accent: voor tien pesos een mp3-cd met 250 ranchera hits, of een romantic hits collectie, een cursus Engels..en dat allemaal uit die opengesneden rugzakjes, volgestouwd met boxen waar voorbeeldmuziek uit blért. Twaalf kleurige lijnen, honderden icoontjes, voor elke halte één. De metro van Mexico City is al in de jaren '60 opgezet toen het alfabetisme nog welig tierde. En ik zet mijn metrofalie op, mijn messentrekkerskop van weinig vrienden. Als ik mezelf zie gereflecteerd in het raam, moet ik lachen. Desalniettemin is het effectief: er is me nog helemaal nooit iets gebeurd, en drie keer dit struikroversparadijs berezen. De ruisende zwarte gaten brengen me van de kathedraal van de Maagd van Guadalupe (het is een rood, lief kaarsje geworden) tot de zuidelijke kakbuurt Coyoacan. Een buurt die bekend staat om het blauwe huis van de besnorde doodvereerde Frietzak Kaal-Ho (echt, ze mag misschien de interessante en Hollywoodwaardige vriendin van Diego Rivera zijn geweest, maar ik kan die cheguevaraïsering van dat mens niet uit staan. Zo bijzonder was ze nou ook weer niet, al woonde ze in een compleet blauwgeverfd huis, had ze een gebroken ruggengraat en papte ze tot het nat was met Trotski), om zijn zogenaamde lieflijkheid en de lang verloren landelijkheid van Mexico City. En natuurlijk het oude huis van dictator nummer 1 en "ontdekker" oftewel verkrachter van het Mexicaanse volk Hernán Cortés. Na een lange dag sjokken en plaatjes trekken, hoopte ik op avondlijke vriendelijkheid in bebloemde koloniale binnenpleintjes, maar het werden vooral veel hoge muren van te grote huizen, bijna overreden worden door chagerijnige sjeesyuppen, ongeïnteresseerdheid en zelfs compleet genegeerd worden. Maar dit kreng is taaier dan dat. De chagerijnige yup kreeg een val-onmiddelijk-dood-in-je-graf-blik, de ambtenaar die me compleet negeerde kreeg de wind in goed vuil Spaans van voren en de ongeïnteresseerde dame van de lokale VVV heeft het ook wel gevoeld: een kwartier lang voor mijn neus zitten bellen, dus toen zelf maar naar binnengelopen. Terug geroepen door oom agent, verhaal gedaan bij dezelfde platte pet die me vervolgens vriendelijk doch dringend weer naar het kantoor van truus telcel verwees, waar ik na een hard ¿ESTÁ TRABAJANDO O FUERA DE SERVICIO? (bent u nou aan het werk of buiten gebruik) bijzonder vriendelijk werd geholpen en afgescheept werd met een reeks glimmende foldertjes die hun bestemming al snel in de vuilnisbak vonden. Coyoacán heeft zijn tweede kans gehad en het mag wat mij betreft tenonder gaan. Ik heb een rammelend drie-peso brik genomen richting een metrostation. in de bus zat ik naast een gezellig dikkerdje met ingevette krulletjes, type overjarige tacoverkoopster en duidelijk ook niet uit die buurt. Eindelijk, eindelijk een vriendelijk iemand. Waarom lijkt het toch keer op keer weer, dat als een Mexicaan(se) geld heeft, ze/hij achterlijk arrogant wordt en je alleen interessant vindt omdat je uit Europa komt? Ik word tien keer liever dronken met een schoenpoetser zonder nagels en een vettig wit sporthemd, dan met een bestofte lakeienkop in een koloniaal spookhuis ergens in een bescheten buitentje.

De terugreis naar Guadalajara verliep zonder verdere bijzonderheden, hoewel mijn buurvrouw wel erg lang begon te reutelen en vervolgens spastisch kruisjes begon te slaan toen de bus vertrok. Ik merk dat mijn geloofsfilosofie is veranderd: "God" is nog steeds voor mij. Maar ik heb geen beeldjes meer nodig, geen boeken en geen perkamenten. Voor mij is God overal, alles wat is en alles dat niet-is. Mensen die op hun knieën naar een schilderij van vijfhonderd jaar oud kruipen zijn indrukwekkend vanwege hun rotsvaste geloof, maar het is veel aangeleerd gedrag, veel ritueel, veel houvast in iets dat voor mij een bijzonder relatieve waarde heeft. Ik wil hier geen heilige huisjes (no pun intended) omtrappen bij lezers die wel gelovig zijn, want ik weet dat jullie er zijn. Dit is slechts een micropersoonlijke transformatie van mijn wereldbeeld. Ik merk dat ik niet langer uren kan dwalen in een kerk, niet lang meer voor lange tijd kan lezen in een Koran. Het is allemaal bijzonder, mooi, respectwaardig. Maar niet langer een vaste waarde voor mij, Zo ook het meisje in de bus naast mij. Zo in de Here en hosannah, maar ik vraag me af in hoeverre ze realiseerde wat ze allemaal prevelde. De rest van de reis heb ik me vermaakt met o.a. een nagesynchroniseerde Indiana Jones en een documentaire over Fidel Castro (?). Het was zondagavond stervenslaat toen ik eindelijk de vertrouwde deurtjes van mijn bloedhete (toch wel zon 8 a 10 graden verschil met Mexico City) kamertje opendeed. Dan maar even geen college de maandag erna..

De rest van de week was druk. Ik heb een planmatig Stalinistisch overlevingsharnas opgesteld: de komende weken worden stampvol. Er resten me nog maar acht keer zeven dagen en dan is het gedaan. Drie eindpapers van 10 á 15 paginas ieder te schrijven. Nog vijf presentaties te geven. Nog één recensie te schrijven. Nog maar acht weken. Dan weer terug naar Zipolite voor een weekje, dan hopelijk een vliegtuig in, richting Costa Rica, Nicaragua. Ondertussen zijn er alweer nieuwe groene kiempjes in mijn hoofd aan het ontspruiten. Wat te doen na het schrijven van mijn bachelorthesis? Wachten en de tijd doden tot september 2011, als mijn master begint? Ik heb de liefste collega's ooit gehad bij de Albert Heijn, maar de horizonten roepen toch harder. Ik denk aan een stage, mijn benen denken nog een stapje verder: die dansen al een voorzichtige forró zoals op de droge vlakten van Noord-Oost Brazilië. En wie zegt dat ik een master in Utrecht wil doen? Misschien wil ik wel een onderzoeksmaster van twee jaar doen in Leiden. Plannen zat, het borrelt, de zon schijnt van binnen. Gelukkig buiten ook, en dus zit ik voorlopig nog in de wind van mijn Walmart-ventilator.

Foto’s

4 Reacties

  1. Devran:
    18 april 2010
    Hahahah 'En ik zet mijn metrofalie op, mijn messentrekkerskop van weinig vrienden.' Ik zie het zó voor me he XD
    héérlijk hoe je schrijft, moet soms dingen 2 keer lezen zo van wat bedóelt hij er nou mee maar zodra het daagt is er een wowfactor aanwezig :P
  2. Gio:
    18 april 2010
    é por isso que te amo, porque o sol que tens aí dentro é a maior estrela da constelação Terra.
    Write a book, u wasting money :-)
    Falaremos em breve, meu qmor.
    Te quiero, hoy y siempre.
    Tua.
  3. jacqueline dekkers:
    18 april 2010
    hoi lieve joris

    hoe krijg je het allemaal weer verzonnen!!!!!!! schitterend, wat kun jij schrijven.

    bij deze PROFICIAT MORGEN MET JE VERJAARDAG EN EEN DIKKE KUS VAN jacqueline
  4. tante mieke:
    20 april 2010
    Ha jarig jorgje, kaai gefeliciteerd en ook van mij een dikke kus - ja zal je blij mee zijn dat gezoen van die middelbare dames. Als ik zie wat je allemaal nog in de planning hebt de komende 8 weken -ginne stress he? XX